fotografieElsZweerink
Maria Goos ontmoet Romana Vrede
Interview gepubliceerd in de NOUVEAU, 2018. (download pdf)


‘ROMANA ZIJN IS HET LEUKSTE WAT ER IS!’

Ze won de Theo d’Or en groeide de afgelopen jaren uit tot een van de meest gewaardeerde actrices van Nederland. Aan Maria Goos vertelt Romana vrede over de liefde, haar autistische kind en hoe leuk het is om te zijn wie je bent.


Tekst: Maria Goos
Foto's: Chantal Ariëns


Ik had me voorgenomen om het met Romana nu eens niet te hebben over kleur, maar we raken al snel in gesprek over We zijn hier voor Robbie, een toneelstuk dat ik schrijf voor haar vaste gezelschap Het Nationale Theater. Daarin draait het om een witte familie en Jessica, een zwarte vrouw gespeeld door Romana. Ze wil graag iets meer weten over het karakter van Jessica en dan kunnen we er al niet meer omheen. Als ik vertel hoe Jessica in elkaar steekt, zegt ze: ‘Dus de vrouw die ik speel, wil niets, ze heeft geen ambitie?’

Nee dat klopt. Vind je dat vervelend? ‘Niet vervelend, maar het valt me op. Die witte familie in jouw stuk is heel ambitieus en de zwarte vrouw wil niks.’

Ik wist aanvankelijk niet dat Jessica door jou gespeeld zou gaan worden. Aanvankelijk had ik een witte actrice in mijn hoofd. Kleur op het toneel valt nog heel erg op. Het is nog niet gewoon. Daardoor lijkt het meteen dat je er iets mee bedoelt als een zwarte actrice dat speelt. Is dat erg? ‘Het is niet erg, het is waar we nu zijn. Maar we moeten alert zijn. Ik vind dat we de goede kant op bewegen, dat we hierover nadenken en onszelf vragen stellen.’

Je bent alert, maar niet iemand in de frontlinie? ‘Ik ben geen frontsoldaat, ik ben een veldwerker en niet iemand die de confrontatie aangaat. Dat neemt niet weg dat ik respect heb voor mensen die het wel doen.
Ik benoem het graag als bijvoorbeeld een cast leuk divers is, of zoals bij deze reportage waar de fotografe een vrouw is, de interviewster een vrouw is en de visagist zwart is. Dan denk ik: Ja! Goed! Ik benoem liever wat ik wel goed vind en bestraf niet wat (nog) niet oké is. Dat heb ik geleerd van de coach die mij begeleidt in de opvoeding van Charlie, mijn autistische zoon. Als hij een uitbarsting heeft, dan hou ik afstand.’

Denk je dat het op korte termijn zover komt dat jij er niet meer mee bezig bent? Dat de diversiteit vanzelfsprekend is geworden? ‘Ja, dat komt. Zoals we er nu ook niet meer van opkijken als iemand zegt: ‘Ik ben homo.’ Dan denken we: Ja, best. In de politiek of voetbal ligt dat nog anders, maar als ik zeg: ‘Ik ben lesbisch,’ dan is er niemand die verschrikt de andere kant op kijkt. In de Biblebelt ligt dat nog anders. Mijn vriendin en ik zijn dol op het strand, maar we gaan niet snel naar Katwijk aan Zee. Als je daar hand in hand loopt, ben je een noviteit. En dat voel ik ook nog een beetje als zwarte actrice binnen het gesubsidieerde toneel. Ik ben nog een beetje een noviteit, maar over vijf jaar, als deze heel diverse lichting van de toneelscholen is afgestudeerd, zal het al veel gewoner zijn.’

Je autistische zoon is nu 15 jaar, wist je vanaf zijn geboorte dat er iets mis was? ‘Ja, ik had niet die roze wolk. Toen hij net geboren was, ging ik hem voor het eerst voeden. Op de babyzaal zag ik al die kindjes om zich heen kijken, ze maakten geluidjes Charlie lag stokstijf voor zich uit te kijken. Daar ben ik toen zo van geschrokken dat ik ben weggelopen.’

Praat hij helemaal niet? ‘Nee, we communiceren via gebaren. Daarvoor communiceerden we als geliefden. Die voelen elkaar aan.’

Denk je dat hij weet dat er iets met hem is? ‘Ja, dat denk ik wel. Ik denk ook dat hij er soms verdriet om heeft. Hij gaat op een andere manier om met zijn verdriet of pijn. Als hij bijvoorbeeld is gevallen en een schaafwond heeft aan zijn knie, dan wil hij niets meer met die knie te maken hebben. Die knie moet dan weg. Dus als ik een wond probeer schoon te maken, vind hij dat niet goed. Toen hij klein was en er zat bij hem een tand los, trok hij die er gewoon zelf uit. Hij heeft een enorm hoge pijngrens.’

Ben jij veilig bij hem? ‘Hij heeft een keer op mijn ogen gedrukt, me ook eens bijna gekeeld. Ik heb inmiddels een slot op zijn speelkamerdeur gemaakt. Als hij dan een woedeaanval krijgt, kan ik hem daar laten uitrazen. Hij is inmiddels fysiek sterker dan ik.’

Voor jouw vriendin is dat ook pittig. ‘Ik ken Yvette net een jaar, dus die heeft hem niet gekend als jongetje. Zij ziet nu een vent van 82 kilo die haar vriendin weleens aanvalt. Dat is nog wel een ding, want we willen graag samenwonen, maar zij kan niet alleen met hem zijn. Dus hoe moet dat?’

Het is voor het eerst sinds je scheiding van André, tien jaar geleden, dat je wil gaan samenwonen. Dacht je destijds met André dat je hetero was? ‘Nee, ik kreeg iets met André toen ik 24 jaar was. Ik heb hem verteld dat ik bi was, dat ik óók op vrouwen viel. Dat is op een gegeven moment geëvolueerd naar: ik val op vrouwen.’

Heb jij als jonge actrice en als studente MeToo-ervaringen gehad? ‘Nee, nooit. Ik heb wel een relatie gehad met een studente. Ik deed af en toe een project met vierdejaarsleerlingen aan de toneelschool in Arnhem. Zij zat in de tweede. Maar ik gaf haar geen les. Ik heb haar pas nog gebeld om het te checken. Ze zei: ‘Toen de MeToo­discussie begon en jij in alle kranten stond door de Theo d’Or die je gewonnen had, dacht ik: ‘Als ik wil kan ik Romana nu helemaal kapot maken.’ Daarom zeg ik altijd dat we een veilige situatie moeten creëren voor de mensen die onder de macht zitten, maar ook voor degenen die de macht hebben. Ik ging door de hele discussie wel twijfelen aan mijn relatie met Hanna destijds. Zij moest er gelukkig om lachen. Ze zei: ‘Wil je onze relatie die drie jaar heeft geduurd, nu afdoen als een MeToo­affaire?’ En nee, dat wil ik niet.’

Ik zag jou bewegen toen je die Theo d’Or kreeg. Dat zag er heerlijk uit. ‘Het was niet eens dansen! Het was springen, van pure blijdschap.’

Ja, maar het zag er toch swingend uit. Waarom kunnen witte mensen dat niet? ‘Wat doe jij dan als je blij bent? Vuistjes omhoog en hoi hoi hoi?’

Nee, ik begin ook te springen, maar ik ben een Brabander. ‘Haha, Brabanders zijn de Surinamers van Nederland. Die kunnen ook eten, drinken, lawaai maken. Vind ik leuk aan Brabanders.’

Heb je een manisch trekje en grote stemmingsschommelingen? ‘Ja, enorm. Niet depressief of somber, hoor. Of soms wel, maar dan vind ik het fijn. Maar voor een voorstelling denk ik altijd even aan Charlie. Dan ga ik helemaal naar binnen, naar een diepe ernst. Van daaruit kan ik altijd spelen. Daar hou ik van.’

Hoe ben je op de toneelschool in Arnhem terechtgekomen? ‘Ik ging eigenlijk op goed geluk naar de toneelschool in Arnhem, want dat was op dat moment de enige plek waar de auditieronde nog niet was geweest. Mijn toneelschooltijd was een van de mooiste periodes van mijn leven. Je leert op de toneelschool om te shape shiften. Je kunt verschillende vormen aannemen, maar die vormen zitten aan de buitenkant. Mijn kern, mijn intrinsieke waarde blijft onaangetast, wat ik ook speel, hoe ik ook door elkaar gerammeld wordt door die vaak intensieve processen.’

Ben je tevreden met jezelf? ‘Ja. Ik vind mezelf heel tof, heel leuk.’

Heb je nooit een hekel aan jezelf? ‘Ja, als ik vind dat ik niks doe. Dat is heel erg gevaarlijk, want ik ben eigenlijk te hard aan het werk. Dat wordt zo langzamerhand ook een probleem in mijn relatie. Ik heb steeds het gevoel dat ik alles moet doen, anders tikt het leven voorbij.’

Heb je haast? ‘Ja, het leven moet genomen worden. Dat is niet goed, hoor. Mijn therapeut zegt ook dat ik altijd op stand­by sta. Nooit eens op uit.’

Is dat energie of onrust? ‘Onrust.’

Dus je zou het wel anders willen? ‘Ja, maar dat gaat niet, want ik wil zoveel. Ik wil bijvoorbeeld met performers, dansers en acteurs een voorstelling maken over gender. Wanneer is een handeling mannelijk en wanneer wordt diezelfde handeling door een kleine verandering ineens vrouwelijk? Waar zit dat in? Dat probeer ik te ontrafelen.’

Vind jij jezelf vrouwelijk? ‘Ik heb mezelf altijd omschreven als redelijk mannelijk, maar dat doe ik niet meer, want daarmee ontneem ik mezelf het recht op de titel vrouw. Yvette draagt enorme hakken en strakke jurken. Als kind wilde ik graag zijn zoals Yvette, maar ik was horkerig. Ik dacht: wanneer word ik nou eens een meisje, verfijnder? Daar moet die voorstelling over gaan. Hoe kijken we tegen mannelijk en vrouwelijk aan en wat is dat? Mensen spreken mij dagelijks aan met ‘meneer’. Daardoor vraag ik me wel af waar dat dan zit. In mijn uitstraling? Mijn lichaam? Ik weet het niet.’

Ben je ooit ergens onzeker over geweest? ‘Ik heb toch helemaal geen tijd voor onzekerheid, joh?! Maar ik heb ook veel vertrouwen in mezelf en ik durf het leven ook te vertrouwen. Ik heb van Charlie geleerd om me over te geven aan dat wat je niet kunt bepalen of beheersen. Ik zou willen dat iedereen durfde te zeggen: ‘Ik ben briljant.’ Mensen schrikken als ik dat over mezelf zeg. Maar ze pikken het wel. Want ik zeg niet: ‘Ik ben briljant, maar jij niet.’ Nee ik zeg: ‘Ik ben briljant, wat ben jij? Ook briljant? Ja? O, wat leuk!’ Charlie kijkt naar Kikker en zijn vriendjes en kikker zegt: ‘Ik ben groen, ik kan springen. Kikker zijn is het leukste wat er is.’ En dat is een goede houding. Romana zijn is het leukste wat er is. Maria zijn is het leukste wat er is.’

Hoe word je zo? ‘Je moet een moeder hebben zoals de mijne. Een moeder die je niet tegenhoudt, die nooit zegt: dat kun jij niet. We werden wel gecorrigeerd, hoor. We moesten hard werken als we iets wilden. Mijn moeder heeft me geleerd om naar mijn intuïtie te luisteren en dat geeft mij veel zekerheid. Daardoor weet ik heel goed wat ik wil en met wie ik iets wil. En daarna moet je een kind als Charlie krijgen. Alles wat ik van mezelf als liefde of wijsheid beschouw, heb ik van hem geleerd.’

Hoe heeft hij je dat geleerd? ‘Door niet bang te zijn voor deze wereld die hij niet kent. Hij gaat het elke dag weer met open vizier aan.’

Hoe ontspan jij je? ‘Door fysieke aanraking. Als ik Yvette een week niet zie, mis ik haar niet, want dan ben ik hard aan het werk. Maar als ik haar dan weer zie, kan ik wel huilen. Dan voel ik ineens hoe moe ik ben en dan zeg ik ook: ‘Ik ben zooo moe.’ Ze haat dat. Ze zegt: ‘Iedereen wil wat van je, het zijn allemaal monsters. Stop ermee!’ Zij denkt dat ze haar vriendin kwijtraakt, dat ik uitdoof.’

Ik heb je wel eens horen vertellen dat je moeders standpunt betreffende witte mensen bepaald niet genuanceerd was, is dat bij jou anders? ‘Ja. Je doet het anders dan je ouders. Maar mijn moeders leven is niet te vergelijken met dat van mij. Ze kwam in de jaren tachtig als vrouw alleen uit Suriname met vier kinderen. Ze moest haar mannetje staan en dat deed ze door te vechten. Ze maakte schoon, was tramconductrice, studeerde en ondertussen moest ze vier kinderen opvoeden in Rotterdam­Zuid. Ze is uiteindelijk cum laude afgestudeerd en is later jeugdrecht gaan doen in Suriname.’

Is ze zachter geworden? ‘Door ons en doordat ze heeft gezien dat de zachte manier ook werkt. Je moet alert zijn, maar ik stap niet defensief een ruimte in. Niet iedereen is de vijand.’

Het was de eerste keer dat ik Romana sprak. We gaan uit elkaar als oude vrienden. Ik verheug me zeer op een samenwerking met haar.



ROMANA IN HET KORT
Romana Vrede (Paramaribo, 1972) is actrice en theatermaker. Na de toneelschool in Arnhem speelde ze in voorstellingen van verschillende toneelgezelschappen. In 2016 maakte ze de voorstelling Who's afraid of Charlie Stevens? over haar verstandelijk beperkte en autistische zoon. Het jaar daarop won ze de Theo d'Or voor haar hoofdrol in de voorstelling Race van Het Nationale Toneel. Ze speelde daarnaast in diverse films en tv-series, waaronder De eetclub. Suzanne en de mannen, Afblijven, TBS en Moordvrouw. Romana woont in de Afrikaanderwijk in Rotterdam-Zuid met Charlie.