fotografieElsZweerink
uit de Libelle 32 van 22 juli 2016: "Libelle viert de zomer in Casa Libelle. Daar, in Zuid-Spanje, ontmoeten we vijf weken lang bijzondere BN'ers, Deze week spreekt journalist Alice Binnendijk met Maria Goos."

Casa_Libelle

CASA LIBELLE ZOMERINTERVIEWS IN ZUID-SPANJE DEEL 4

Scenarioschrijfster MARIA GOOS


interview: Alice Binnendijk
fotografie: Ester Gebuis

In de Spaanse Casa Libelle is Maria Goos (60) te gast. De schrijfster van grote dramaseries als Oud Geld, Pleidooi, toneelstukken Cloaca en DOEK! heeft haar nichtje Tanja (“Ik noem haar Toon”) meegenomen. Na een regenachtige fotoshoot in Islantilla en een stormachtige trip naar het prachtige dorpje Aracena, waarvan ze terugkwam met een paar Spaanse leren laarzen, een bomberjack en een doos vol meringues, zit Maria tegenover me in een rustige, koele, bijna serene kamer. Een mooie vrouw, gebruinde huid, grijze krullen en helderblauwe ogen. Ze praat bedachtzaam en komt soms terug op een eerder gestelde vraag om het antwoord aan te vullen, lacht veel, kijkt soms een tijdje naar buiten en huilt zonder schaamte wanneer het gesprek pijn doet. Maar bovenal is ze ontwapenend eerlijk. “Ik kan niet anders”, zal ze daarover zeggen. Haar Brabantse roots spelen daar een grote rol in.

Je bent de kleindochter van een waarzegster, las ik. Klopt dat? “Mijn oma was kaartlegster. Niemand in de familie weet of dat nou echt iets voorstelde of dat ze blufte. Na de oorlog was iedereen op zoek naar iemand. Voor mijn oma was het een bloeiende handel. Mensen kwamen bij haar met de vraag: leeft die of die nog? Dan gingen de schuifdeuren dicht, moesten wij naar de achterkamer en ging zij in de voorkamer kaarten leggen. Daarna was er weer geld en werd er onmiddellijk naar het café gegaan. Dat was aan de overkant, dus dat was heel makkelijk. Het was bepaald geen degelijke familie.”

Heb je goed contact met je familie? “Ik ben een nakomertje. Mijn zus is tien jaar ouder en mijn broer is vijftien jaar ouder dan ik. Ze wonen allebei in Brabant. Mijn zus zie ik regelmatig. Wij zijn echt blij met elkaar en houden veel van elkaar. We zijn Brabanders. Voorzichtigheid kennen wij niet. Alles zeggen we. Er zijn ook mensen die daar niet van houden, maar ik kan het niet anders. Overigens doen we dat wel in liefde naar elkaar, en met respect. Toen ik tien jaar geleden kanker kreeg, zei mijn zus: ‘Ik kom er nu aan.’ Toen zei ik: ‘Dat wil ik eigenlijk niet. Jij kent hier helemaal niemand, je weet niet waar de spullen staan in mijn huis. Dus dan ga ik voor jou zorgen en dat moet niet.’ Dat vond ze heel moeilijk en ik heb het heel erg gewaardeerd dat ze zei: ‘Oké, ik zie dat ik me geen zorgen hoef te maken. Dat er mensen om je heen zijn om voor je te zorgen.’ Dat is het voordeel van alles tegen elkaar zeggen. Anderen hadden gezegd: ‘Kom maar’, en dan loopje daarna vast.

Veel van wat je hebt geschreven gaat over het losmaken van familie en tegen verwachtingen in je eigen weg zoeken. Is dat een thema voor jou? “Mijn moeder was 45 toen ze me kreeg. Vrij oud dus. Mijn vader was ziek, overleed en op haar 55e werd mijn moeder weduwe. Ze werd somber en was moe. Ze zei: ‘Ik heb niet zo’n zin meer om je op te voeden. Je moet het zelf maar doen.’” Maria schatert het uit. “Erkend onvermogen. Nou, dat is helemaal niet zo slecht. Ik dacht: o, dan moet ik het dus zelf doen. Dat vond ik heel fijn. Zo kon ik me heel autonoom ontwikkelen. Ze liet me ook maar wat aanklooien. Er werd niets van me verwacht. Dat is fijn hoor, voor een kind. Al was het wel een teleurstelling voor haar dat ik bleef zitten op de mavo en de havo niet afmaakte.”

Jij hoefde je dus niet te ontworstelen aan je familie? “Eigenlijk niet. Er werden geen verwachtingen uitgesproken. Die waren er ook niet. Ik heb me wel moeten ontworstelen aan een familiecredo: ‘Bij ons lukt nooit niks.’ Op z’n Brabants, hè? Dat was een soort mentaliteit die je heel bescheiden houdt, maar ook heel passief. De mensen uit mijn familie vertonen risicomijdend gedrag. Stappen niet graag uit gebaande paden. Mijn zus en broer hebben het echt nog arm gehad. Het materieel goed hebben, geeft hun veel zekerheid en is voor hen belangrijk. Ik kom uit de immateriële hippiegeneratie. Ik vond het stoer om een heel jaar te doen met twee T-shirts. Geen brommer, maar een oude tweedehands fiets wit verven en daar jaren op fietsen. Mijn moeder vond het allang best. Ik heb me dus wel los moeten maken van de gedachte dat ik niets zou bereiken.”

Wanneer had je door dat je met het schrijven iets kon bereiken, succesvol kon zijn? “Op mijn twaalfde schreef ik al. Maar pas op mijn 27e werd het gezien. Een docent herkende in mij een schrijver. Hij zei: ‘Jij moet schrijven. Elke dag dat jij leeft moet jij schrijven, anders wordt het één groot kluwen in je hoofd.’ Ik dacht meteen: dat klopt. Als je dat talent alleen zelf ziet, ben je een ingepakt cadeau. In mijn geval heeft iemand dat uitgepakt. Ik hoop dat iedereen zulke mensen tegenkomt in het leven. Ik ben echt een geluksvogel.”

Heb je nooit getwijfeld? “Nee. Het lukte vrijwel meteen. Het was geen geploeter om aan mezelf of aan de wereld te bewijzen dat ik kon schrijven. Voor het ontwikkelen van mijn vakmanschap heb ik nooit hoeven knokken. Het was niet makkelijk, maar ik heb nooit getwijfeld aan mijn talent. Het was mijn ambitie om zo goed en zo veel mogelijk te schrijven. Alles wat ik heb geschreven, is altijd gemaakt. Er is maar één filmscript dat niet is gebruikt: Oud Geld in Egypte. Een van de hoofdpersonen uit Oud Geld, Pup, zou trouwen met een Egyptenaar. Geweldig script was dat. Over Arabisch oud geld en Europees oud geld. Het is het enige script dat niet is gebruikt, omdat het te duur was om te maken.”

Wat is typisch Maria Goos? “De karakters en de dialogen. Daar hoef ik niet hard voor te werken. Dat moet ik wél om een verhaal zo goed mogelijk te vertellen. Zo had mijn voorstelling DOEK! uit 2011 een heel ingewikkelde structuur. Een verhaal in een verhaal, in een verhaal. Toen zat ik echt te huilen omdat ik het zelf niet meer snapte. Hoe kom ik hier ooit uit? dacht ik, hoe krijg ik het allemaal weer bij elkaar?”

Je hebt weleens gezegd dat je het liefst hoopvolle verhalen schrijft. Wat bedoel je daarmee? “Hoopvol is dat je altijd de keuze hebt in het leven. Er is altijd een uitweg uit een situatie waarin je denkt helemaal muurvast te zitten. Al geldt dat misschien niet wanneer iemand ernstige lichamelijke beperkingen heeft. Er wordt veel voor je bepaald door de omstandigheden. Over je lot ben je niet de baas. Maar wel over hoe je daarop reageert. Dat vind ik een hoopvol verhaal. Ik denk dat dat in mijn werk terug te halen is.”

Hoe leg je hoop in een verhaal? “Dat is de moeilijkste vraag om te beantwoorden. Je moet een beetje moralistisch zijn en een zekere bedoeling hebben met wat je schrijft. Ik schrijf altijd voor de mensen. Je hebt kunstenaars die maandenlang in hun atelier kunnen zitten omdat ze juist dat beeld moeten maken, terwijl ze weten dat het niet verkoopbaar is. Dat heb ik niet. Als ik tien jaar had geschreven en er was nooit een serie of toneelvoorstelling van gemaakt, dan was ik een handel in mooie laarzen begonnen. Of iets anders gaan doen.”

In september komt er een nieuwe dramaserie van jouw hand op de televisie: La Famiglia. Waar gaat de serie over? “La Famiglia is een familieverhaal over een Nederlands-Italiaanse familie met een restaurant. Er speelt een lichte criminele lijn die steeds zwaarder en groter wordt, met invloeden vanuit Italië. Acht afleveringen was dat heel erg leuk om te schrijven, want daarin kon ik problemen creëren. Maar de laatste twee afleveringen moest ik alles bij elkaar brengen. Nou, daar doen mijn hersens nog pijn van. Ik heb de serie geschreven met Lucio Messercola, een jongen van 25 jaar met zijn eigen productiehuis. Het is een genre dat hij goed kent, ik niet. De verhaallijn stond min of meer vast. Hij bood het aan bij AVROTROS en daar zeiden ze: dat moet Maria schrijven. Het was voor het eerst dat ik iets schreef met een criminele lijn. De druk van La Famiglia was heel groot. Ik kreeg druk op mijn hoofd en het ging suizen in mijn oor. Daar heb ik nu ook erge last van. Ik hoop dat het weer zakt. Ik heb de afgelopen drie jaar geen last van die suis gehad. Nu is-ie er weer.”

Vind je het lastig om de balans tussen hard werken en ontspannen te bewaken? “Ja. Toneel vind ik nooit ingewikkeld om te maken, dat geeft geen spanning. Bij La Famiglia was dat anders. Het was onervarenheid en we deden het samen. Nu zit ik met een enorme suis in mijn oor. Dus dat moet ik niet meer zo doen.”

Je hebt drie zware jaren achter de rug, na je scheiding van acteur Peter Blok. Misschien geeft je lichaam aan dat je veel van jezelf hebt gevraagd. “Het rare is dat ik drie jaar geleden, toen de scheiding een feit was, geen oorsuizen heb gehad. Misschien zat ik toen in een overlevingsstand. Ik rookte niet, dronk niet, at alleen maar groente en salades, ik ging veel bewegen, veel mediteren. Ik voelde een enorme energie om te overleven. Dus waarom het dan nu misgaat met die suis?”
Ze kijkt naar buiten. De zon schijnt. Het is doodstil in de kamer en het is vreemd om te beseffen dat het voor Maria niet stil is, maar dat het geluid in haar oor allesomvattend groot en hinderlijk is.

Heb je de scheiding verwerkt, denk je? “Nee. Al komt sinds een paar maanden het besef – ook doordat mensen dat tegen me zeggen – dat de scheiding me ook dingen heeft opgeleverd. Dat durf ik bijna niet te zeggen. Alsof ik iemand verraad. Ik ben tevredener over mezelf. Ik ben rustiger dan de laatste twee jaar in mijn huwelijk, waarin ik in de paniekstand heb gestaan omdat ik voelde dat er iets was. Ik voelde dat er niet meer van me werd gehouden. Dat heeft me opgevreten.”
Ze huilt erbij. Het verdriet zit hoog.
“Als een man dertig jaar liefdevol naar je kijkt en ineens niet meer is dat zo ondermijnend. Dan is het heel moeilijk om lief naar jezelf te kijken. Ik was ook niet leuk meer. Ik was enorm aan het knokken en daar wordt een mens niet leuker van. Daarom hield ik niet meer van mezelf. Ik was die zachte vrouw niet meer.”

Kon je dat toen benoemen? “Ja. Maar Peter wist het ook niet precies. Hij relateerde het helemaal niet aan mij. ‘Laat me maar, er is iets met me’, zei hij. Toen hij na een lange periode van werkloosheid, waarin hij somber was, ineens werk kreeg, blij en gelukkig werd, was dat bijna manisch. Hij ging veel sporten, afvallen en trainen en pakken kopen en het leek heel goed met hem te gaan. Ik vond het raar, maar ik genoot er ook van. Wat een kracht, dacht ik. Maar dat hij zou zeggen: ‘Ik ga bij je weg’, dat had ik nooit voorzien. Ik kan dat nog steeds niet begrijpen.”

Wat heeft de scheiding je opgeleverd? “Ik woon nu in het centrum van Amsterdam. Ik wilde al langer daarnaar terug, maar dacht: dat gaat nooit meer lukken. Waar en hoe ik nu woon, daar geniet ik elke dag van. Ik kan doen wat ik wil, doe werk dat ik leuk vind. Ik ben financieel onafhankelijk, ben een totaal vrij mens. Wie kan dat zeggen? Ik heb leren koken. Ik geniet ontzettend van yoga en meditatie. Een contact zoals met Lucio was ik nooit aangegaan als ik nog met Peter was geweest. Een huwelijk is een veilige bedding en dat soort risico’s had ik nooit aangedurfd. In die zin kan een relatie ook remmend werken, waardoor je niet altijd tot je recht komt. Dat heb ik me nooit gerealiseerd, besef ik nu, gedwongen door de situatie.”

Houd je weer van jezelf? “Ja. Ik was dwingend, vond mezelf oud en dik. Dat is weg. Als ik nu aan mezelf denk, denk ik niet meer aan die vrouw uit dat 33-jarige huwelijk, maar eerder aan het meisje dat ik was. Ik ben weer het meisje dat ik was.
Ze lacht hard: “She is quite a character. Iemand om van te houden. Dat voel ik heel erg, ook aan mijn omgeving.”

Wil je ooit nog een relatie? “Ik ken veel leuke alleenstaande mannen, maar ik kan me niet voorstellen dat ik ooit nog ga samenwonen. Want ik vind alleen wonen heel fijn. Toen Peter wegging, kwam ik op de Haarlemmerdijk een man tegen die een heel dierbare vriend is geworden. Maar we hebben geen seksuele relatie. En dat mis ik wel, de intimiteit van een liefdesrelatie. Of het me ooit nog gaat gebeuren, weet ik niet. Ik ben niet verbitterd, ik heb zo’n lange intense liefde gevoeld en zo veel sex in mijn leven gehad. Misschien is het wel genoeg.” Ze schatert het uit. Daarna neemt ze een slok water, haalt een hand door haar krullen en vervolgt: “Langzaam begin ik me te realiseren: misschien was dit het dan. Dat is dan misschien ook goed. Ik zou het missen, maar als het niet anders is, is het niet anders. Op mijn leeftijd weet je: de mensen zijn wie ze zijn. Het is niet meer nodig om te gaan timmeren aan elkaar. Dat doe je alleen als je een gezin vormt. Dan moet er stabiliteit zijn, wil je elkaar veranderen, sturen, bijschaven. Maar nu weet je: het is wat het is. Ik hoef aan die mannen niks te veranderen.”

Is dat levenservaring? “Verdriet en lijden horen er nu eenmaal bij. Ze zijn een onderdeel van mijn leven. Ik heb geleerd om ze er te laten zijn. Wij denken allemaal dat het leven maakbaar is. Nou, dan krijg je ze wel in je smoel, want het leven is niet maakbaar. Mijn moeder zei het vroeger al. Dan zat ze met een vriendin in de serre, twee stoeltjes naast elkaar, een beetje te klagen over de dingen. En het eindigde altijd op z’n Brabants met: Ge kent er maar beter om lache, want ge doet er toch niks an. Daar zijn een miljoen boeken over geschreven door wijsgeren en filosofen, goeroes en mindfulness-trainers. De hele rimram komt op hetzelfde neer: je hebt het hier en het nu en enjoy it. Wees dankbaar voor wat je hebt, want je doet er toch niks aan.”