fotografieElsZweerink
Mevrouw MÉniÈre (nr 3)
“Zal ik dan maar een visje komen bakken, Hare Doofheid?" Vriendin aan de telefoon. Ik bel met haar terwijl ik onder de douche sta. Ik wil niet onder de douche vandaan, want dan wordt de hoge toon in mijn hoofd weer hoorbaar en daar raak ik van in paniek. Sinds twee dagen is de diagnose van de huisarts dat ik Ménière heb. Dat verklaart de plotse misselijkheid, het vervreemden van de omgeving door hevige duizeligheid, het braken, de doofheid aan linkeroor en het gevoel alsof ik met een emmer over m'n hoofd loop. Mijn broer en ik hebben zonder dat we dat van elkaar wisten in dezelfde week het syndroom van Ménière ontwikkeld. We hebben nu ook dezelfde medicijnen. Man is naar de huisarts voor angstremmers, want de hoge piep in mijn kop werd vannacht ineens heel erg hard en ging niet meer weg. Ik zat gevangen in m'n eigen hoofd en raakte in paniek. Dat wil ik niet meer meemaken.

Twee dagen later. De angstremmers liggen naast het bed. Ik heb ze nog niet hoeven te gebruiken, want inmiddels heb ik weer een aanval gehad en plots was de hoge toon verdwenen. Verlies van gehoor aan één oor, suizingen, af en toe een aanval van duizeligheid; doet u mij er maar twee, als ik dan maar nooit meer die harde hoge piep onder m'n schedel krijg. Onderzoek door een specialist volgt. In de tuin met man en dochters en Vriendin. Pieploos. Diep diep geluk. En langzaam drong het tot me door; dit gevoel van diepe ontspanning, dit gevoel van tijdloosheid, dat heb ik al jaren niet meer gehad. Man speelt uren gitaar ter ontspanning, Vriendin leest boeken, dochters zijn experts in het niksdoen, en ik dender maar door. “Mensen die gulzig leven zijn juist zo leuk", zei iemand. O ja, dat vind ik ook. Ik geniet intens van mij eigen onmatigheid. Maar toch. Toch schrijf ik al maanden met terugkerende regelmaat in mijn dagboek: "Het gaat niet goed, het is teveel, ik ben de controle over mijn leven aan het verliezen." Ik wist niet hoe, ik bleek niet in staat om het te veranderen. Leven! Doen! Aanpakken!

Stress en spanning zijn heel slecht voor Ménièrepatienten. Gisteravond ben ik begonnen aan het afzeggen van een lange lijst van dingen. Het voelt als verraad aan heel veel mensen, maar het voelt ook als: ‘Eindelijk!' Zou het dan nu beginnen? Dat leven van lezen en 's middags een tukje en dan 's avonds lang en zonder besef van tijd iets doelloos doen, zoals wat lachen met vrienden? Is het dan nu zover om met een paar vitale eind-veertigers op goede fietsen met de dure waterdichte regenpakken onder de snelbinders over de dijk van Durgerdam naar een lekker restaurant in Monnikendam te fietsen? Hoe krijg ik ze zover dat ze meedoen? Of moet ik wachten tot ze ook iets krijgen? Of worden het jaren van angst voor de piep? Wordt het vanaf nu saai? Wordt mijn wereld heel klein? Momenteel is er al 24 uur een zacht gepruttel, ergens tussen de binnenkant van mijn oor en mijn hersenen. Ik stel me voor dat daar een kaboutertje vrolijk koffie aan het zetten is met behulp van een percolator. Het is een lief ventje.

Als ik met Marcel Musters onze kleine voorstelling over onze moeders speel, liggen de medicijnen op het tafeltje tussen ons in. Maar ik heb gemerkt dat ik met een hoge piep aan de linkerkant van mijn schedel met mijn rechterkant volledig kan functioneren. Ik kan me goed concentreren, sla geen onzin uit. Dat stelt gerust. “En als het niet meer gaat, dan stoppen we gewoon, dat begrijpen de mensen heel goed", zegt Marcel die tijdens de eerste voorstelling zo overgeconcentreerd was op mij, of ik het wel zou redden, dat ie van zijn eigen tekst drie bladzijden oversloeg.

Zo. En nu is het klaar. Deze column moet geen medisch weekboek worden want ik heb een vreselijke hekel aan mensen die te lang uitwijden over hun kwalen. Klaar dus. Rest mij nog te zeggen, en daar sluit ik het hoofdstuk Ménière mee af, dat, als ze, Mevrouw Ménière, niet gaat zitten janken onder mijn schedel, als ze daar niet onbereikbaar gaat zitten treiteren, dan denk ik dat ze misschien wel iets voor me kan betekenen. Dan denk ik dat het me misschien wel iets kan opleveren. Iets dat lang onbereikbaar leek. Ik heb, geloof ik, eindelijk uit de voortrazende trein kunnen stappen. Ik ga weer schrijven. Niet in de loze momenten tussen alle bezigheden in, maar weer heerlijk urenlang achter elkaar. Als het mag, van Mevrouw Ménière.