fotografieElsZweerink
De Volkskrant 26 oktober 2018, door: Karolien Knols, beeld Els Zweerink.
26 oktober 2018 De Volkskrant

Onze gids deze week: Maria Goos

Maria Goos over haar vak en haar voorkeuren: Bach, Elsschot en de Meisjes in Kimono


door: Karolien Knols, beeld Els Zweerink.

Maria Goos schreef geprezen series en toneelstukken als Pleidooi, Oud Geld en Cloaca - volgende week gaat Wij zijn hier voor Robbie in première. Laat het maar aan Maria Goos over om in een paar woorden een karakter neer te zetten, nee meer, een heel leven, ­inclusief treurige afloop: ‘Toen Robbie jong was, aaide hij de schilderijen.’

De vrouw die ons Pleidooi gaf en Oud Geld, die met Cloaca jarenlang in binnen-en buitenland volle zalen trok, die Familie schreef, en Volgens Robert, die zegt over haar vak, scenarioschrijven: ‘Zo’n zin bedenken is het aller-makkelijkst. De weg ernaartoe, die is verschrikkelijk. Ik doe het nu veertig jaar, maar ook nu was er weer een moment dat ik dacht: ik kan het niet, het lukt niet, ik kom er niet uit, ik geef de opdracht terug. Huilen, huilen, huilen. Maar nu herkende ik voor het eerst in al die jaren het ­mechanisme: na het huilen komt het goed. Je hebt maanden geïnvesteerd in het bedenken van karakters, je geeft ze gedachten mee, en hoe ze lopen en eten en zich verhouden tot ­elkaar. Maar ze praten nog niet. Ja, af en toe een zinnetje. Ze leven nog niet. Pas als ik me dan aan het huilen overgeef, dán gaan ze praten.’

Volgende week gaat We zijn hier voor Robbie in première bij Het Nationale Theater, over een chique Haagse familie die in het pas gerenoveerde ouderlijk huis samenkomt om Robbie te herdenken. Het is een typisch Goos-stuk ­geworden, inclusief geheimen, conflicten ­tussen de generaties, het geworstel met beantwoorden aan verwachtingen, een zelfmoord en een uit de hand gelopen familiediner. En hele fijne zinnen zoals die over Robbie, of deze: ‘We worden hier niet geboren Willemijn, we worden over een hele hoge lat gegooid.’

Het is de eerste keer dat ze een stuk schrijft voor het Haagse gezelschap onder leiding van Eric de Vroedt. Hij wilde een ensemblestuk voor veel acteurs, verder liet hij haar vrij. ‘We hebben elkaar wel vijftien keer ontmoet, en eerst praat je nog helemaal niet over het stuk, maar over jezelf, en over wat je bezighoudt. En dan ga je nadenken, zoals wanneer je iemand een cadeau geeft: wat past bij die persoon? Bij Eric: het maatschappelijke.’

Voorafgaand aan het gesprek had ze al wat gedachten op papier gezet. Over kunst, en hoe belangrijk het is iedereen erbij te trekken. Tijdens het gesprek zegt ze er dit over: ‘Als iets niet meer voor één groep bedoeld is, als de ­samenstelling van de mensen die in de zaal ­zitten gemêleerd is, gebeurt er iets wat voor mij de essentie is van kunst. Namelijk: het ­publiek verbindt zich met wat ze zien, maar ­onbewust ook met elkaar. Dat tilt een voorstelling naar een ander niveau. Ik heb het meegemaakt bij Oumi, het stuk dat ik schreef voor Nasrdin Dchar. Twee keer 1.600 man in Carré, en als Nasrdin vertelt over zijn moeder, maakt het allemaal niks meer uit welke kleur je hebt of waar je vandaan komt. Dan voelt de hele zaal hetzelfde. Dat ontroert me nu nog steeds.’

CV Maria Goos
25 februari 1956 Geboren in Breda
1977-1982 Toneelacademie Maastricht
1985-1989 Artistiek leider Toneelgroep De Kompaan
1991-1994 Pleidooi, scenario (televisieserie AVRO)
1995-1997 Oud Geld, scenario (televisieserie AVRO)
1999 Familie, tekst, Het Toneel Speelt (verfilmd)
2002 Cloaca, tekst, Het Toneel Speelt (verfilmd)
2003 Lieve mensen, scenario (televisieserie VPRO)
2005 Leef!, scenario (film IDTV)
2007-2008 De geschiedenis van de familie Avenier, tekst, Het Toneel Speelt
2010 Doek!, tekst, Kik Productions
2013 Volgens Robert, scenario samen met Peter Blok (televisieserie VARA, genomineerd voor Nipkowschijf)
2015 Volgens Jacqueline, scenario (televisieserie VARA)
2016 La Famiglia, scenario (televisieserie AVROTROS)
2018 We zijn hier voor Robbie, tekst, Het Nationale Toneel
Goos’ stukken worden met veel succes in het buitenland gespeeld, haar oeuvre in Nederland meermalen bekroond, onder andere met de Gouden Ganzenveer en de Edmund Hustinxprijs voor schrijvers uit de Lage Landen. Goos is Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Ze woont in Amsterdam.



1. Schrijver: Willem Elsschot

‘Ik heb in de kunst maar een paar constanten die mijn hele leven meegaan. Dat zijn Meisje in Kimono van Breitner, de cellosuites van Bach en Willem Elsschot. Ik moet zeggen dat ik zijn Verzameld werk, met Lijmen/Het Been, Kaas, Villa des Roses en Het dwaallicht, al heel lang niet heb gelezen omdat ik bang ben dat ik het niet meer zo goed vind als vroeger. Wat Elsschot meesterlijk kon, was ogenschijnlijk oordeelloos schrijven. Hij lijkt objectief te observeren en ondertussen zaagt hij mensen bij de enkels af. Het beste was hij in het beschrijven van het geklungel van de mensen uit de middenklasse die een stapje ­hoger willen. De klimmers dragen, meer dan wie ook, een harnas. Want je moet jezelf een beetje verloochenen om een sprong naar een hoger milieu te maken.’





2. Toneel: Romeo & Julia, Toneelgroep Oostpool

‘Jan Hulst en Kasper Tarenskeen hebben vorig jaar een weergaloze bewerking van Romeo & ­Julia gemaakt. Ze hebben het origineel helemaal op zijn kop gezet en er poëzie van de straat van gemaakt. Ik let vanuit mijn vak allereerst op de taal. Hier genereert die een dynamiek waardoor het stuk levendig en zo ‘van nu’ wordt.

‘Gek genoeg herinner ik me uit de voorstelling vooral een moment zonder taal: Eva Van Der Gucht die als dienstertje van Julia verliefd wordt op de bediende van Romeo, en zo schuttert dat ze geen woord meer kan uitbrengen. Zo ontroerend, ik vergeet het nooit meer. Daardoor kan ik weer tien saaie voorstellingen uitzitten.

‘Ik zeg het maar eerlijk: ik hou niet van ITA, het voormalige Toneelgroep Amsterdam. Ze doen veel goed, maar voor een veel te kleine groep van kenners. De Amsterdamse schouwburg is al zo lang niet meer van alle Amsterdammers. Er horen kindervoorstellingen te zijn, en een Christmas Carol voor het hele gezin, en komedies en klassiek repertoire en ja, ook vernieuwend toneel.

‘In de provincie gebeurt wel heel veel goeds. In het noorden werd een stuk over de Molukse gemeenschap gespeeld. En Het Pauperparadijs, over de geschiedenis van de veenkolonie. Historische stukken, opgevoerd op de plek waar die historie zich heeft afgespeeld. En dan komen de mensen! Massaal.’





3. Boek: Faxen aan Ger van Nicolien Mizee

‘Mizee wilde scenario’s leren schrijven en kreeg les van Ger Beukenkamp. Hij kwam het lokaal binnen en ze dacht: ‘Dit is hem.’ Ze begon hem te faxen, overpeinzingen uit haar leven, en dat doet ze nu, na dertig jaar nog steeds, bijna dagelijks. Hij heeft haar nooit geantwoord.

‘Dit vind ik een echte Mizee-zin: ‘Wat is dat nou: echte liefde? Dat is dat je blij bent dat iemand bestaat, maar dan hoef je hem toch niet meteen te hébben?’

‘Vind je dat mijn stijl daar in doorklinkt? Grappig dat je het zegt, want ik ben nu een monoloog aan het schrijven voor Loes Luca, en daar zit een scène in die heel goed kan zijn ontstaan door die zin van Mizee. Maar haar stijl is beter dan de mijne. Bovendien zet zij gedachten op papier. Ik dialogen. Die zijn het voertuig van alles wat hierbinnen kolkt en borrelt.

‘Mizee is compromisloos. ‘Hartelapje,’ schrijft ze aan Ger, ‘ik ervaar elke vorm van contact als een aantasting van mijn persoonlijkheid.’ Daar moet ik om lachen, en ik snap het nog ook. Ze wil zo graag bij haar wezen blijven, dat ze voortdurend in gevecht is met haar ­omgeving. Onlangs is er een rechtszaak aan­gespannen door haar moeder: die werd door Mizee door de gehaktmolen gehaald. Ik vond dat onnodig, en ze verloor daar ook haar stijl. Ze werd te emotioneel.’





4. Mode: kleurig en veel prints

‘De modeindustrie overproduceert op een meedogenloze manier. Er wordt veel te veel, veel te goedkoop geproduceerd. Ik zou willen dat ik zoveel karakter had als mijn dochter Saar die alleen maar vintage en fairtrade draagt. Maar ik ben zo’n slapjurk die zich weliswaar bewust is van de situatie, maar zich er niets van aantrekt, behalve dan dat ik geen enkele aspiratie heb om merkkleding te kopen. Ik zag in New York een rij van honderd meter van jonge opgewonden mensen. Ik dacht dat ze in de rij stonden voor kaartjes voor Beyoncé, maar het was voor de nieuwste schoenen van weet ik veel, Adidas geloof ik. Dat we dat onszelf en onze kinderen aandoen! Dat we geen verweer hebben tegen die constante perverse prikkel om toch vooral heel modieus te zijn.

‘Kun je je voorstellen hoe die kinderen in ­India over het Westen denken als ze daar voor westerse kinderen spijkerbroeken aan flarden zitten te trekken? En dat ze weten dat zo’n broek meer kost dan zij in een jaar verdienen? In Afrika ben ik in landen geweest waar nauwelijks reclame was. De vrouwen daar hebben vaak niet meer dan drie of vier gekleurde doeken. Maar die worden met zoveel trots en waardigheid gedragen. Wij zijn echt gesjochte types, met die gescheurde kleding die een echt leven moet suggereren.’





5. Schilderij: Los hijos del pintor van Mariano Fortuny

‘Het nadeel van beeldende kunst is dat het zo vaak in een museum hangt. En dan is het ook dikwijls zo veel, dat je snel gaat oordelen, want er zijn nog drie zalen waar je langs moet. Ik ga vaak met een vriend naar het museum. En als er dan van die flipflapkunst uit de jaren zestig hangt, kunst die meer een idee is dan iets anders, zegt hij altijd: ‘Ah Maria, leg nog eens uit wat het betekent.’ En dan mag ik graag met een Brabants accent een heel ingewikkeld verhaal houden.

‘Kunst is het mooiste als het je overkomt. Als je bij café de Ysbreeker in Amsterdam op het terras zit en ineens ziet hoe schitterend die houten erkers van de huizen daarnaast zijn die al bijna tweehonderd jaar boven de straat hangen. Of als je oog valt op een van de ornamenten van stadsbeeldhouwer Hildo Krop, zomaar op een brug. Theatermaker Jan Joris Lamers zet elke dag een foto van een kunstwerk op zijn ­Facebook-pagina. Zo heb ik dit schilderij van Mariano Fortuny leren kennen, een 19de-eeuwse Spaanse schilder die in Venetië zijn hoogtijdagen beleefde. Er zit een melancholie in waar ik van hou.’





6. Stad: Amsterdam

‘Buenos Aires heeft iets wat Rotterdam ook heeft: veel steen, veel hoogbouw. Ik was er met iemand die er de weg wist. En dan kom je op plekken die wij in Amsterdam niet hebben. Grote cafés, jaren dertig. Veel lambriseringen, veel kroonluchters, veel obers met lange witte schorten en heel veel tafeltjes met witte tafelkleden. En daar zit dan van alles door elkaar: vaste klanten, meestal zeer op leeftijd, die de krant zitten te lezen, families die samen lunchen, vrouwen die zitten te haken, huiswerk makende pubers, hipsters die hun fiets mee naar binnen nemen.

‘Wij hebben niet van die heerlijke alles-door-elkaarcafés. Dat is een groot gemis. We hebben ook bijna geen obers boven de 25. We hebben ook geen zaaltjes waar op zaterdagavond de hele buurt met elkaar komt dansen, de tango natuurlijk. Vrouwen met dikke reten in strakke kokerrokken met een truitje erop waar je hun buik doorheen ziet. Maar trots en waardig en sexy. Mannen in goedkope pakken, maar wel met een spierwit overhemd eronder. Hebben wij niet. Er wordt gelonkt en gegluurd en gedanst. En er is een loterij tussendoor en als er iemand jarig is wordt er voor die persoon gezongen. Hebben wij niet. Ook een gemis. Maar… mijn stad is Amsterdam. Omdat ik me hier veilig voel. Om de dwarsigheid en de schoonheid.’’





7. Schilderij: Meisje in Kimono van Breitner

‘In heel korte tijd heeft Breitner heel veel Meisjes in Kimono geschilderd. En altijd was Geesje Kwak, een 16-jarig hoedenmaakstertje uit de Amsterdamse Dapperbuurt, zijn model. Mijn favoriete schilderij is dat met de oranje kimono. Geesje ligt er wat verveeld bij, misschien had ze hier al tbc. Ze is vlak na deze poseerperiode naar Zuid-Afrika gegaan en daar stierf ze vrij snel. De schoonheid zit hem in het kleine formaat van het schilderij. Alsof het Geesje wil beschermen. Maar vooral in de twee structuren tegen elkaar: dat van het Perzische kleed waar ze op ligt, met daaroverheen die oranje ­kimono met die teer wit gele bloemetjes. Mijn logeerkamer is helemaal, maar dan ook helemaal beschilderd zoals de kimono van Geesje. Dat heeft kunstenaar Ellen Windhorst fantastisch gedaan. Relativeer ik daarmee de schilderijen die in het museum hangen, waarvoor kapitalen worden betaald? Ik vind het juist een ode.’





8. Fotografie: Thomas Schlijper

‘Ik hou van straatfotografie. Dolf Toussaint en Ed van der Elsken zijn meesters in het vastleggen van het betrapte leven. Toussaint werd de fotograaf van de overgeslagenen genoemd. Dat vind ik zo’n mooie omschrijving. Hij maakte een serie in de Amsterdamse Jordaan: jezus christus wat een armoe. Dat zijn wij allemaal vergeten. Behalve de mensen die naar Purmerend zijn verhuisd, en op zaterdag een kopje koffie in de Jordaan komen drinken, waar de heimwee uit hun schoenen druipt.

‘Thomas Schlijper is de hedendaagse Toussaint. Hij zet elke dag op zijn site een nieuwe foto van Amsterdam. In het café aan de overkant hangt een grote foto van hem. Een vrouw in een mantelpak, handschoenen aan en een tasje aan de arm, loopt in de Leidsestraat met alleen maar mannen. Zo mooi hoe het licht op haar valt. Mij raakt het mysterie van die vrouw. Haar gezicht is een beetje grof, vermoedelijk is ze zelf man geweest. En de compositie: ze loopt tegen de stroom in. Ik ga mezelf twee cadeaus doen: een foto van David Bowie uit 1976, hij hangt heel ontspannen op een bank. En een foto van Schlijper.’





9. Muziek: Cellosuites Johann Sebastian Bach

‘Er zijn ontelbaar veel uitvoeringen van de ­cellosuites van Bach. Soms worden ze heel snel gespeeld, soms heel langzaam. Ik heb een uitvoering van Pablo Casals, die speelt alsof hij een beest aan het uitbenen is. Hij zucht en steunt, net als Glenn Gould dat deed.

‘Ik ben een melancholisch iemand. Hoe ­mineurderiger, hoe beter. Ik hou ook van de Vijfde van Mahler, de Zevende van Beethoven, van Samuel Barber. En filmmuziek natuurlijk: Babel, Merry Christmas Mister Lawrence, Turks Fruit. Ik weet niet wat het verschil is tussen ­weemoed en melancholie, maar in klank is er een groot verschil. Weemoed is geloof ik melancholie voor de gewone mensen. Van weemoed ga je drinken. Van melancholie ga je schrijven.’ ’